Verdachte vrijgesproken voor bedreiging door Politierechter in Rotterdamse rechtbank na ingediend verzet tegen de ontvangen strafbeschikking
Verdachte vrijgesproken voor bedreiging door Politierechter in Rotterdamse rechtbank na ingediend verzet tegen de ontvangen strafbeschikking
Op 4 juli 2019 is een cliënt van mr. Jolanda Veldman van het advocatenkantoor uit Breda vrijgesproken voor bedreiging. Cliënt had een strafbeschikking ontvangen van het Openbaar Ministerie maar heeft daar binnen de gestelde termijn van twee weken verzet tegen in gesteld. De zaak is op 4 juli 2019 door de Politierechter in Rotterdam behandeld en cliënt is door de Politierechter vrijgesproken.
Cliënt is samen met twee vriendinnen naar een aantal jongeren toegelopen om verhaal te halen over een viertal gepleegde inbraken / diefstallen uit de schuur van één van zijn vriendinnen. Tijdens het gesprek lopen de gemoederen tussen zowel de jongeren als cliënt op met als gevolg dat er bepaalde uitingen worden gedaan door cliënt.
Ruim een jaar na het voorval wordt er aangifte gedaan, niet door de jongen in kwestie zelf, maar door zijn stiefvader. Stiefvader geeft aan dat zijn stiefzoon zich bedreigd zou hebben gevoeld en dat zij als ouder zijn pas na een jaar van de bedreiging op de hoogte zijn gekomen.
De advocaat van de verdachte hield vurig pleidooi voor cliënt dat er geen sprake was van een bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht omdat de jongen zich niet daadwerkelijk bedreigd zou hebben gevoeld gezien de situatie ter plaatse. Hierbij werd onder meer aandacht besteed aan het gegeven dat voor een veroordeling voor bedreiging met enige misdrijf tegen het leven gericht is vererist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging (zie Hoge Raad 10 februari 2019, NJ 2009/109) en ook dat de bedreiging zo dusdanig moet zijn en onder bepaalde omstandigheden moet zijn gedaan dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (zie Hoge Raad 7 juni 2005, NJ 2005/448). Gelet op de huidige rechtspraak kan dus niet in alle gevallen het bezigen van bedreigende woorden kunnen worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook besteedde de advocaat nog aandacht aan een uitspraak van 1 februari 2005 van het Gerechtshof Arnhem. Het Gerechtshof overwoog in deze zaak het volgende: “Het kan niet zo zijn dat elke onbeheerste uiting van woede, enkel vanwege de laakbare woordkeus, kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr.” Volgens het Gerechtshof zouden er onvoldoende aanwijzingen hebben bestaan dat de wil van de verdachte was gericht op het teweegbrengen van de bedoelde vrees en dat het opzet ontbrak. Om beide redenen volgde in deze zaak een vrijspraak.
De Politierechter heeft het standpunt van de advocaat gevolgd en heeft cliënt vrijgesproken. Niet met zekerheid kan worden gezegd dat de jongen zich ook daadwerkelijk bedreigd voelde. Pas een jaar later werd er door de stiefvader van de jongen aangifte gedaan, de desbetreffende jongen is zelf nooit door de politie gehoord. Er kon niet worden vastgesteld dat deze jongen zich ook daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld waardoor een vrijspraak volgde.
Cliënt was het niet eens met de ontvangen strafbeschikking en heeft binnen de termijn van veertien dagen verzet ingediend bij de officier van justitie van het Openbaar Ministerie. Ondanks het ingediende verzet heeft de officier van justitie gemeend dat de zaak aan de Politierechter voorgelegd moest worden.
Cliënt is samen met zijn strafrechtadvocaat uit Breda naar de zitting gegaan en daar is cliënt na een uitvoerig pleidooi van mr. J.M. Veldman vrijgesproken voor de bedreiging. De Politierechter heeft de strafbeschikking vernietigd en de uitspraak van de rechter is daarvoor in de plaats gekomen.
Een ervaren strafrechtadvocaat neemt gratis & zonder verplichtingen contact op